De Tafel van het Woord
De beeldspraak ‘de Tafel van het Woord’, die ik in mijn inleiding gebruikte,
komt vier keer voor in de documenten van het Tweede Vaticaanse concilie
[1962-1965]. Het concilie ontleende dit beeld aan de kerkvaders Hiëronymus
(347-420) en Augustinus (354-430). Ook de Navolging van Christus van Thomas
van Kempen (1380-1472) gebruikt het beeld van ‘de Tafel van het Woord’.
Zie vooral van het Tweede Vaticaanse concilie de constitutie over de Goddelijke
Openbaring Dei Verbum ( ‘Woord van God’), nummer21: ‘De Kerk heeft de
goddelijke geschriften steeds zo vereerd zoals ook (sicut et) het lichaam van de
Heer zelf. Want zij neemt, vooral in de heilige liturgie, voortdurend van de tafel
van het Woord van God en van (de tafel) van het Lichaam van Christus, het
Brood des Levens, en biedt dit de gelovigen aan’. Let op de nevenschikking van
de twee Tafels.
‘Persoonlijk is Hij aanwezig in zijn Woord, want Hijzelf spreekt, wanneer de
heilige Schriften in de Kerk gelezen worden’ (Constitutie over de heilige
liturgie, Sacrosanctum Concilium (‘Het Heilig Concilie’) , nummer 7).
Dit is een prachtige aansporing aan katholieken om in de omgang met de
heilige Schrift niet ónder te doen voor onze zusters en broeders uit de
Reformatie. De oecumenische beweging zal er wél bij varen tot zegen van de
2
hele wereld. Misschien biedt de vakantie u de gelegenheid tot een nadere
kennismaking met de Heilige Schrift.
Uit de tijdgenoten van Jezus komt een wetgeleerde met de vraag: ‘Wat moet ik
doen om het eeuwig leven te verwerven? ‘. Dat is een vraag naar de bekende
weg, uit de mond van een wetgeleerde, dus ‘een stomme vraag’ . Jezus heeft
hem dóór en laat hem dat voelen. Natuurlijk behoort een wetgeleerde te
weten dat de liefde tot God je tot erfgenaam van het eeuwige leven maakt .
‘Gij zult God beminnen en je naaste als je zelf.’
Om zijn gezicht te redden vraagt de wetgeleerde: ’Ja, maar wie is mijn
naaste?’. Hij zoekt de grenzen van de liefde op, de precieze definitie van ‘de
naaste’. En dan neemt Jezus die wetgeleerde, die hem op de proef wilde
stellen, pas goed te grazen. Hij vertelt de gelijkenis van de barmhartige
Samaritaan.
Bij het verhaal van de man die beroofd werd en half dood achtergelaten werd,
vergeten we soms wat het ergste in zo’n geval is: je hulpeloze toestand
oftewel het feit dat je genegeerd wordt, miskend wordt in je persoon, in je
menselijke waardigheid. Bij zo’n roofoverval ben jij geworden tot een een ding,
een middel. Jijzelf telt niet mee, het gaat om jouw geld en goed. Mensen die
zo iets meegemaakt hebben, vertellen dat het vertrappen van je menselijke
waardigheid erger is dan alles wat je kwijt bent geraakt.
De priester en een leviet- dat is een soort pastorale werker in het Oude
Testament- lopen met een boog om de beroofde man heen. Ze hadden het te
druk met andere dingen, misschien moesten ze naar een vergadering van het
pastorale team.
De Samaritaan, destijds een tweederangs burger, te vergelijken met een
Marokkaan of een Turk in Nederland, ziet hem en krijgt medelijden met het
slachtoffer. ‘Zien’ is een aparte kunst in het menselijk leven. ‘ Alleen met je hart
kun je goed zien’ zei de Kleine Prins van Antoine de Saint Exupéry (1900-1944).
De Samaritaan volgt zijn hart. Hij is dichtbij zijn evenmens. Hij doet wat hij kan.
Hij is het slachtoffer nabij. Het woord van de barmhartige God (‘Heb je naaste
lief als jezelf. Ik ben de Heer’ Leviticus 19, 18) blijkt heel dichtbij hem. Het
woont in het hart van de barmhartige Samaritaan. Dichterbij kan niet.
Op vrijdag 5 juli 2013 heeft paus Franciscus zijn eerste encycliek gepubliceerd,
Lumen Fidei ‘Licht van het geloof’ geheten. ‘Het geloof is niet een licht dat al
onze duisternis verdrijft maar een lamp die al onze voetstappen leidt en dat is
genoeg voor de weg die wij gaan. Aan de mens die lijdt geeft God niet een
3
beredeneerd antwoord dat alles verklaart, maar biedt Hij zijn antwoord in de
vorm van een aanwezigheid om een doorgang naar het licht te openen’( Lumen
Fidei, nummer 57).
Paus Franciscus legt in zijn preken de nadruk op het feit dat we niet in ‘iets’
maar in Iemand geloven. God is onze Vader én Moeder. Zo dikwijls er sprake is
van Gods barmhartigheid is er sprake van God als Moeder. Het Hebreeuwse
woord voor ‘barmhartigheid’ is rachamîm dat is het meervoud (intensieve
vorm!) van rechem en dat betekent letterlijk ‘baarmoeder’.
(Vergelijk hiermee wat emeritus paus Benedictus XVI hierover schrijft. ‘Het
Evangelie [Lukas 10,33 over de barmhartige Samaritaan JH] gebruikt hier het
Hebreeuwse woord ‘moederschoot’, als uitdrukking van de moederlijke zorg.
Hij (de barmhartige Samaritaan) wordt tot in zijn ‘ingewanden’, zijn ziel,
geraakt als hij hem (het slachtoffer) in deze toestand ziet. Dat is de vitale
betekenis van de tekst die wij, afzwakkend, vertalen met “Hij was ten diepste
met hem begaan”’aldus Benedictus XVI, Jesus van Nazareth, Lannoo Tielt,
2007, pagina 192).
De oorspronkelijke Duitse tekst van emeritus paus Benedictus XVI luidt:
‘Das Evangelium (Lukas 10,33 over de barmhartige Samaritaan JH) gebraucht
das Wort, das im Hebräischen ursprünglich auf den Mutterleib und die
mütterliche Zuwendung verwiesen hatte… “Er wurde von Mitleid ergriffen”,
übersetzen wir heute, die ursprüngliche Vitalität des Textes abschwächend.”
(Benedictus XVI, Jesus von Nazareth, Herder etc. 2007, pagina 237).
Jezus vraagt ‘Wie van deze drie (- de priester, de leviet en de Samaritaan -) is
volgens u ‘de naaste’ geworden van het slachtoffer van de rovers?’ Jezus
veegt zo de theoretische vraag van de wetgeleerde naar de grenzen van de
liefde, feitelijk een ‘catechismusvraag’ naar een exacte definitie van ‘de
naaste’, van tafel. Het theologische weten van de wetgeleerde – dat is zijn
trots, waar zijn ego op troont- staat niet langer centraal. Het slachtoffer staat
in het middelpunt. Jezus zegt: ‘Zorg er voor dat jij naaste van hem wordt in de
praktijk, wees heel dicht bij hem, wees hem nabij’. ‘De naaste’ is veel dichterbij
dan wij denken. Jij zélf bent namelijk die ‘naaste’.