Jezus in zijn Werkdagen
Jan Holman SVD
Het éérste hoofdstuk van het evangelie volgens Marcus laat zien hoe een werkdag van Jezus er uit ziet. Daarin onderkennen we drie elementen. (1) Jezus verkondigt de Blijde Boodschap in de synagoge van Kafarnaüm . (2) Hij geneest een geesteszieke van zijn kwaal. Vandaag horen we hoe Jezus na zijn ‘kerkgang’ (naar de synagoge) de schoonmoeder van Petrus geneest van een lichamelijk ongemak en (3) Jezus trekt zich terug om te bidden.
Deze werkdag staat model voor het héle openbare leven van Jezus dat gewijd is aan verkondiging , genezen van zieken en bidden.
Onze evangelielezing van vandaag is als een schilderij, een miniatuurtje van de drie onderdelen van zijn werkdag. Jezus gaat allereerst naar de synagoge. Hij preekt daar en geneest een man die bezeten is van een onreine geest (vers 21). Na deze ‘kerkdienst’ gaat Jezus met zijn leerlingen naar het huis van Petrus. De schoonmoeder van Petrus woont ook in hetzelfde huis. Hun bezoek is zoiets als koffiedrinken na de hoogmis bij oma. (Joke Lavrijssen – van Ham, een volle nicht van mij, moeder van zeven kinderen, weduwe, ontvangt iedere zondag na de Mis 35 kinderen en kleinkinderen met aanhang. Zij heeft haar huis te Hapert daarvoor zelfs ingericht.)
De schoonmoeder van Petrus was natuurlijk niet blij met deze invasie van vijf ‘heren geestelijken’. Zij ligt immers met koorts op bed. Bovendien vindt zij die Jezus van Nazareth waarschijnlijk maar een rare snuiter. Haar schoonzoon Petrus heeft hij immers het hoofd op hol gebracht. Die laat zijn werk zo maar in de steek om Jezus te volgen. Maar wie zorgt er nu voor haar dochter en haar kleinkinderen? Er moet brood op de plank. ‘Laat mijn schoonzoon Petrus daar eerst maar eens voor zorgen’, zal zij gedacht hebben.
De leerlingen brengen Jezus op de hoogte van de ziekte van de schoonmoeder van Petrus. Dat blijkt voldoende. Er is géén verzoek om genezing. Alleen de simpele mededeling dat zij ziek is, blijkt voldoende voor Jezus om te helpen. Jezus is in huiselijke kring niet anders dan in de ‘kerk’. Beide plaatsen zijn geschikt om van Gods tegenwoordigheid te getuigen. Jezus gebruikt daarvoor graag zichtbare tekens die werkzaam zijn. Die zichtbare tekens zijn voorlopers van onze zeven sacramenten.(‘werkzame tekenen waardoor genade wordt aangeduid en gegeven’). Jezus pakt de schoonmoeder bij de hand en richt haar op. Dat woord ‘oprichten’(Grieks egeirein) gebruikt Marcus voor de beschrijving van Jezus’ reddende tussenkomst. Ook bij de opwekking uit de doden van de Heer, bij zijn verrijzenis, bezigt Marcus datzelfde woord ‘oprichten’. Marcus geeft ons hiermee een hint dat hij niet alleen vertelt over de historische Jezus die wonderen verricht, maar ook over de verrezen Heer die het definitieve heil aan de mensen brengt. De wonderdaden van Jezus, met name de genezingen, zijn even zo vele richtingaanwijzers naar de bedoeling, de betekenis, van Jezus’ sterven en verrijzen voor het heil van alle mensen, toen en nu. Marcus is als een organist die speelt op twéé manualen tegelijk.
Hiermee komen we te spreken over een actueel onderwerp. Al vaker heb ik hier gewezen op ‘de dubbele bodem’ van onze evangelieteksten. Ik bedoel daarmee dat naast het verhaal over wat er allemaal ten tijde van Jezus historisch gebeurde er ook nog, ónder dat verhaal, een diepere betekenis in die verhalen verpakt zit, een dieptedimensie alleen zichtbaar voor de ogen van het geloof. Ik bedoel een betekenis voor ons geloof hier en nu. De evangeliën vormen met hun dubbele betekenis een uniek literair genre, dat wij verder niet meer in de literatuur tegenkomen. Door deze wijze van geschiedschrijving, door het vertellen van verhalen over Jezus, willen de evangeliën het geloof in de nu levende Christus, de Jezus die in zijn kerk aanwezig is, verkondigen.