Het Leven van Pater Adolf Burger S.V.D.
Jan van Zeeland SVD
Adolf, Otto, Karl Burger werd geboren op 8 december 1906 te Atzgersdorf bij Wenen, Oostenrijk. Op 12-jarige leeftijd was hij al wees : zijn beide ouders stierven in 1918. Zo kwam hij bij zijn tante, Anna Schmutzer.
Uit het overgangsgetuigschrift van het schooljaar 1920 / 1921, gedateerd 6 juli 1921, blijkt dat Adolf een goede leerling was : voor alle vakken heeft hij “gut” of “sehr gut” (bv. voor Latijn en Grieks). Het eindoordeel luidt dan ook : “Der Schüler ist vorzüglich geeignet, in die nächste Klasse aufzusteigen”. Hij zit dan in de derde klas van het Staats-Gymnasium in Wien XII. (Het origineel getuigschrift bevindt zich in ons archief, JvZ). Met verlof van zijn tante gaat hij op 6 december 1921 naar het kleinseminarie Sint Willibrord in Uden. Na de Eerste Wereldoorlog was hij één van de vele ondervoede Oostenrijkse kinderen, die naar Nederland kwamen. Hij komt in Uden op de derde klas, tweede trimester. Hij vindt een pleeggezin in Udenhout, bij de familie van Rooy, zus Jana en twee ongetrouwde broers. In zijn brieven noemt hij haar “tante”. In Uden doorloopt hij de vierde, vijfde en zesde klas, schooljaren 1922 – 1925, ook hier met goede studieresultaten.
Op 15 september 1925 begint hij zijn noviciaat in Helvoirt, studeert daar ook filosofie en legt er zijn eerste Geloften af op 8 september 1927. Na een korte vakantie in Udenhout in de zomer van 1928 gaat hij naar Teteringen om theologie te studeren. Op 8 juli 1929 verhuist hij naar het missiehuis Sankt Gabriël in Mödling, bij Wenen, waar hij priester gewijd wordt op 5 mei 1932. Met de ms Johan van Oldenbarnevelt vertrekt hij op 10 augustus 1932 vanuit Amsterdam naar Nederlands-Indië. Daar werkt hij op Flores als missionaris in de staties Lengko-Adjang en Ruteng, Manggarai. “Hij onderscheidde zich door grote gehechtheid aan de mede aan zijn zorgen toevertrouwde inheemse bevolking, door belangstelling voor hun zeden en gewoonten en vooral voor hun taal” (J.Gonda). Hij doet de nodige onderzoeken die hij publiceert, o.a. ”De maan als brenger van dood en ziekte”, Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, 1940, “Het ontstaan van de eerste mensen en van rijst en maïs”, De Katholieke Missiën 1940/1941.
Op 8 juni 1938 dwingt een hevige oogziekte hem om naar Nederland terug te keren. Hij gaat in Utrecht studeren bij Professor Doctor J. Gonda . Op 19 maart 1940 wordt hij lid van het Koninklijk Instituut van Taal-, Land- en Volkenkunde, Leiden. Hij behaalt op 1 mei 1942 zijn kandidaats in de Arische Letteren. Aan zijn voorbereidingen tot de doctorstitel komt een abrupt einde doordat hij in het najaar van 1942 door het Duitse leger wordt “einberufen für die Schutzgruppen”, als “Krankenpfleger” (ziekenverzorger). Na enige tijd wordt hij naar het Oostfront gestuurd. Daar maakt hij de verschrikkingen van de oorlog mee.
In zijn laatste brief van 20 juli 1943 schrijft hij : “De Rus is in het Zuiden met een tegenoffensief begonnen. We ondergaan een verschrikkelijk trommelvuur. We zijn ingesloten, door pantserwagens omringd, machinegeweervuur, vliegtuigen die in duikvlucht op ons afkomen, met bundels machinegeweervuur”. Bij het wegdragen en verbinden van de gewonden slaat een granaat dichtbij in, doodt enkele kameraden, terwijl hij zelf gewond raakt door een granaatsplinter in zijn long. In het veldlazaret dient de divisieaalmoezenier hem de laatste sacramenten toe. Op 31 juli 1943 sterft hij in Stalino, Rusland, terwijl hij voortdurend het psalmvers dat hem zo dierbaar was, prevelde : ”Al wandel ik ook in de schaduwen des doods , Gij mijn God zijt toch bij mij. Nader, mijn God, tot U” (bidprentje). Zijn laatste woord bij het afscheid van de aalmoezenier was : “Zoals God het wil”. Hij wordt op zondag 1 augustus 1943 begraven op het Heldenkerkhof in Stalino, (nu Donetsk) Rusland.
In een brief van 13 september 1943 schrijft professor Gonda : “Pater Burger was iemand van zeer goede aanleg, grote belangstelling en ondanks een zwakke gezondheid voorbeeldige ijver en toewijding … Zijn heengaan laat voor de wetenschap een leegte achter, die voorlopig niet aangevuld kan worden.” Hij stelt voor om het proefschrift te laten drukken en wil zelf een inleidend woord schrijven, (wat hij ook zal doen). Door zijn zorgen wordt het proefschrift gepubliceerd onder de titel : “Voorlopige Manggaraise spraakkunst” in : Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, Deel 103, 1/2de afl. (1946), pp. 15 – 265.Veel te jong, nog geen 37 jaar oud, is van ons heengegaan een plichtsgetrouwe medebroeder, een toegewijde missionaris, een verdienstelijke wetenschapper. Bronnen : archief S.V.D in Teteringen; notities van pater Dr. Ir. Jan van Doormaal S.V.D.; Google. Teteringen, 15 december 2017. Jan van Zeeland S.V.D.