Advent en Hoop
In de éérste lezing uit de profeet Jesaja hoofdstuk 63 is er sprake van God onze Vader. In het Oude testament wordt God zelden als Vader aangesproken. De God van Israël was mettertijd in de wolken van de transcendentie verdwenen. De afstand tussen God en mens was alsmaar gegroeid. Je mocht zelfs zijn eigennaam Jahweh (Hij zal er zijn) niet meer uitspreken in de laatste tijd vóór Christus. Dit terwijl God zijn eigennaam als een geschenk aan zijn volk had geopenbaard in Exodus 3, 12-14.: Maar Mozes zei: Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: Wat is de naam van die God? Wat moet ik dan zeggen? Toen antwoordde God hem: Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd .
De grote verrassing die Jezus brengt, is dat hij als Zoon van God de titel Vader (Abba) voor God juist centraal stelt. Hij spreekt over God als over mijn en uw Vader( Johannes 20, 17). Hij leert ons dan ook het Onze Vader bidden. Jezus is Emmanuel (God met ons). Jezus grote verdienste is dat hij God weer dichtbij ons brengt. Dát vieren we op het Kerstfeest.
De evangelies vragen aandacht voor waakzaamheid, voor alertheid, vooral in teksten waar het gaat over de nabijheid van het koninkrijk van God. Het rijk Gods wordt in de persoon van Jezus als reeds verwerkelijkt beschouwd. Door zijn geboorte, dus al met de éérste komst van Jezus , breekt het rijk van God in principe aan.
(Nadat Johannes was gevangen genomen, ging Jezus naar Galilea, waar hij Gods goede nieuws verkondigde. Dit is wat hij zei: De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: komt tot inkeer en hecht geloof aan het goede nieuws Marcus 1, 14.)
Waken betekent oorspronkelijk: afzien van slaap. Je kunt dat doen om een groot goed te verwerven, bijvoorbeeld het verkrijgen van wijsheid . In het Boek Wijsheid 6, 15 lezen we: Wie om haar wakker blijft, zal spoedig geen moeilijkheden meer hebben.
Werken voor je gezin is ook zon goede reden om je slaap in te korten. De sterke vrouw staat op terwijl het nacht is en deelt voedsel uit aan haar gezin (Spreuken 31, 15). We zien hier dat zorg dragen deel uit maakt van de Bijbelse waakzaamheid. De betekenis van het woord waakzaamheid ontwikkelt zich zo tot: op zijn qui-vive zijn, uitgeslapen zijn, met de bijklank van slimheid.
Waken betekent dan ook vooruitzien. Denk hier aan de Verstandige en de Domme Bruidsmeisjes, waarover we gehoord hebben op 12 november 2017, 32e zondag van het jaar A, Matteüs 25, 1-13), en klaarstaan (Mt. 25, 10). Het gaat niet om een passief, statisch afwachten, maar om een dynamisch, actief waken. Het betekent daarom ook: je verantwoordelijkheid kennen en woekeren met je talenten, je handen uit de mouwen steken (zie: 19 november 2017, 33e zondag van het jaar A, Mt. 25, 14-30). Voor een christen is een waakzame levenshouding van het grootste belang in zijn relatie tot de Heer.
Langzamerhand begint in de vroege kerk ook het motief van de vertraging van de parousie (dat is de wederkomst van de Heer) duidelijk mee te spelen. In het verhaal van de Wijze en Dwaze Maagden hoorden we: Toen de bruidegom op zich liet wachten ( Mt. 25,5) en in de parabel van de talenten lazen we : Een hele tijd later kwam de heer van de dienaars terug en hield afrekening met hen ( Mt. 25,19). In deze parabels wordt het feitelijk uitblijven van de parousie (de wederkomst van de Heer), die aanvankelijk door de christenen op korte termijn verwacht werd, in de evangelieverkondiging ingebouwd.
Men werd zich ervan bewust dat het nog wel eens een héle tijd kon duren voor de Heer wederkomt. De waakzaamheid verslapt in de kerk. Het wachten op Christus begon in een zalig nietsdoen te ontaarden. In zon situatie is niet langer de boodschap van de nabijheid van de wederkomst van Jezus van actueel belang maar veeleer het plótselinge en onvóórziene karakter van de parousie mét de beoordeling van ons doen en laten, het Laatste Oordeel.
Vorige zondag, op het feest van Christus Koning (26 november 2017, de laatste zondag van het kerkelijke jaar A ) maakten we dan ook uitvoerig kennis met het Laatste Oordeel dat de tijd van het waken van de christen zal afsluiten.
Tot zover deze samenvatting van de evangelielezingen van de laatste drie weken van het voorbije kerkelijke jaar. Het waren stuk voor stuk érnstig stemmende boodschappen die oproepen tot waakzaamheid. Toch blijft er nog een vraag over.
Jezus zegt van de ene kant: Het Rijk Gods is nabij, Gods Rijk staat om de hoek, wees daar klaar voor, en van de andere kant: De bruidegom laat op zich liet wachten ( Mt. 25,5) en Een hele tijd later komt de heer van de dienaars terug en houdt afrekening met hen (Mt. 25,19).
Heeft Jezus zich dan vergist? Hoe is deze tweeslachtigheid te verklaren? Van de ene kant is het Rijk Gods aanwezig in de komst van Jezus op aarde en van de andere kant moet het nog komen?
Het koninkrijk van God is reeds aanwezig, zij het klein en verborgen en toch werkzaam , zoals een mosterdzaadje of een zuurdeeg. Tegelijk moet het nog komen als een dief in de nacht.
Hoe zijn deze twee opvattingen met elkaar te verbinden? Een verklaring ligt in het feit dat de mensen in de tijd van Jezus een ándere tijdsopvatting hanteren dan wij. Ons Westers tijdsbegrip is vooral kwantitatief. Wij meten de tijd in uren, dagen en jaren. Die duren altijd en overal even lang. Bij ons krijgt de hoevéélheid van de tijd aandacht. Bij de tijdgenoten van Jezus, en dus ook in de Heilige Schrift, staat de kwaliteit van de tijd centraal. Bij hen gaat het vooral om de beleving van gevulde tijd. De lege tijd van wachten duurt veel langer dan de gevulde tijd van het ontvangen. Ook voor ons gaan trouwens blijde dagen veel sneller dan droevige tijden.
Daarom verschuift de inhoud van de vermaning in de evangelies. In de tijd dat het christendom intens lééft, hebben de gelovigen het gevoel dat het einde voor de deur staat. In die periode luidt de waarschuwing: wees paraat. In een tijd van minder hooggespannen christelijk leven bemoedigt de evangelist zijn mensen om vol te houden, ook al duurt het lang.
Ik sluit deze samenvatting af met de oproep van Jezus in onze evangelielezing: Als hij (de Heer) onverwachts komt laat Hij u dan niet slapend vinden. En wat Ik tot u zeg, zeg Ik tot allen: weest waakzaam! Amen
Jan Holman, SVD