Kruisverheffing

Jan Holman, SVD

In cruce  salus (‘In het kruis is heil‘)

Tijdens mijn laatste bezoek aan Jeruzalem zat ik in het pelgrimshuis van de Zusters van Sion, gelegen aan de Via Dolorosa, aan tafel met twee vrouwen: een Arabische vrouw, Hanna geheten, receptioniste van het pelgrimshuis, en een Amerikaanse Jodin, met de naam Mirjam, lerares van beroep.

Het gesprek kwam onvermijdelijk op de gespannen Joods-Arabische verhouding. De gedachtewisseling werd explosief toen de Arabische vrouw met verontwaardiging vertelde hoe haar vijftienjarige zoon voor de deur van hun huis, door Israëlische soldaten in elkaar geslagen werd, omdat hij zijn persoonsbewijs niet bij zich had.

Geen behoefte hebbend aan ruzie onder het eten vroeg ik mij in stilte af: ‘Hoe komen we hier in Gods naam uit? ‘. Toen viel mijn oog op het teken van hoop en redding. Wij die daar aan tafel zaten, waren alle drie getooid met het teken van het kruis. Zowel de Jodin als de Arabische vrouw  bleken, net als ik, tot de katholieke kerk te behoren.  Een heel uitzonderlijk toeval.

Het verlossende woord kwam van de Amerikaanse Jodin Mirjam. (Heeft Jezus niet gezegd: ‘Het heil komt uit de Joden’ ( Johannes 4, 22)?).  ‘Wat die Israëlische soldaten dringend nodig hebben is: verlossing, heil (‘salvation’)‘ zei Mirjam.

Misschien is het woord  ‘heil’ voor ons zo’n afgesleten munt dat het goed is  bij dit sleutelwoord  van ons christelijk geloof  vandaag stil te blijven staan.

Om duidelijk zicht te krijgen op wat  ‘heil’ betekent kan Psalm 3 ons op weg helpen.

Daar staan tegenover elkaar  ‘mijn benauwers’   (in het Hebreeuws: tsārāy ) aan het begin van de Psalm (Psalm 3, 2, ‘O Heer, hoe talrijk zijn mijn benauwers’)  en ‘De verlossing komt van de Heer’ aan het eind van de Psalm (Psalm 3, 9). ‘Verlossing’ is in het Hebreeuws jesjoeata.  En de naam ‘Jezus’ is in het Hebreeuws : Jesjoea!

(De  vertaling van Psalm 3,2  van het protestantse NBG  (1952) heeft het niet over ‘benauwers’ maar over ‘tegenstanders’. De RK  Willibrordvertaling van 1995   en  het Getijdenboek (=Brevier) van 1968 vertalen met  ‘zij die mij  kwellen’; in de oecumenische Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) van 2004 lezen we ‘mijn belagers’. Ik vind dat allemaal niet letterlijke vertalingen , waardoor de bedoeling van de Hebreeuwse tekst onnodig verloren gaat. J.H.)

De spanning die de tegenstelling tussen de begrippen ‘benauwheid‘  en ‘verlossing’ oproept, maakt duidelijk dat ‘verlossing’, in de wandeling ook wel ‘heil’ genoemd, ten diepste ‘de ruimte krijgen’ betekent, als tegenovergestelde van ‘het benauwd krijgen’.

De naam van onze Heer Jezus, in het Hebreeuws  Jesjoea,  is een samenvatting van die geloofsbelijdenis  in Psalm 3,9: ‘De verlossing (jesjoeata ) komt van de Heer’. Letterlijk staat er: ‘De ruimte geven komt van de Heer’.

Helaas  is deze zeer menselijke positieve ervaring  van ‘de ruimte krijgen’ sinds  jaar en dag in ons bleekneuzig,  kerkelijk jargon dat nog steeds met grote  vanzelfsprekendheid  van ‘het heil’ spreekt, grondig ‘verbovennatuurlijkt’. Alsof de gewone man of vrouw in de straat zich daarbij nog iets kan voorstellen.

De volle melk  van de oudtestamentische  levenservaring is in de term ‘het heil’ aangelengd  met een allesbehalve fris theologisch wijwater. Geen wonder  dat mensen  aan dat soort  taptemelk nauwelijks behoefte meer hebben.

Wij die in een grote of kleine gemeenschap wonen, weten maar al te goed hoe heerlijk het is om ‘de ruimte te krijgen’. Dat wil zeggen:  niet in het nauw gedreven te worden  door hinderlijk sociale controle, door bemoeizucht, betutteling, geklets, geroddel. Kortom: hoe fijn het is jezelf te mogen zijn.

Ja, die Amerikaanse Jodin Mirjam had gelijk: ‘Wat  zij (en wij) nodig hebben is verlossing, bevrijding’. En waar is die bevrijding, dat ‘heil’, (vergeef me het ouderwetse woord) , te vinden? In Psalm 3. Psalm 3 geeft in zijn slotvers het antwoord met twee Hebreeuwse woorden: ‘Van Jahweh het heil’.  Ik meen de bedoeling iets actueler te mogen weergeven : ‘De ruimte geven,  dat is echt iets voor Jahwe’. Of nog korter: ‘Ruimte geven? Typisch Jahweh’.

Sinds Jezus van Nazareth weten wij dat dit korte, alomvattende Credo van Psalm 3,9  heel drastisch  concreet is ingevuld met de spreuk:  ‘In het kruis is heil’. Jezus had het er voor over  zich op het kruis te laten spijkeren om ons mensen de ruimte te geven. Hij wilde door zijn Woord en Daad  ons geven: leven, licht, brood, water, genezing. Kortom : alles wat ons menselijk bestaan blijvend echte zin  en waarde geeft. Terecht werd Hij daarom hoogverheven en kreeg  Hij  een naam  boven alle namen: ‘Verlosser’, ‘Heiland’, ‘Zaligmaker’, ‘Bevrijder’, en als ik zo vrij mag zijn: ’Ruimtegever’. Zo is het kruis door Jezus Christus teken van ons ‘heil’ geworden. ‘In het kruis is heil‘ (In cruce salus).

Nu kent de kerkelijke traditie van oudsher twee versies van het kruis:  het houten kruis en het gouden kruis. Het eenvoudige houten kruis herinnert  als martelwerktuig aan Gods afwezigheid die Jezus om onzentwil op het kruis heeft doorstaan.

Het gouden kruis, het kostbare sieraad, geldt als teken van Gods bevrijdende aanwezigheid,  als verblijdend symbool van hoop, als teken van heil, van overwinning op de dood door de verrijzenis, van de overwinning op het kwaad.

Deze fraaie vormgeving van het kruis is in de kerk de oudste. En terecht. Toch schijnt het thans welhaast een uitsluitend privilege  van bisschoppen, vrouwelijke religieuzen en popsterren van beiderlei  geslacht te zijn om zich met het teken van het kruis te tooien. ’Zeer verwonderd  zich in elkaars gezelschap te bevinden’  ( Bien étonnés  de se (re) trouver ensemble ).

Alsof ‘het heil’ niet voor Jan en alleman bedoeld zou zijn. Ik ben daarom een voorstander  van een brede democratisering van dit teken van de ruimte die God aan ieder van ons  geeft. Getuigen wij van ons geloof door het teken van het kruis zichtbaar te dragen. We willen niet onder doen voor de moslima’s met hoofddoeken die in supermarkten achter de kassa voor hun geloof uitkomen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

call Svd Holland