Christus Koning 2017

Jan Holman, SVD

Het pontificaat van Pius XI (Achille Ratti, 1875-1939) viel in een periode van meer dan 25 jaren van politieke, sociale en economische ellende. Een tijdvak dat  geheel werd beheerst door de nasleep van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog (1939-1945). Pius  XI was paus van 1922-1939. (Wat zijn we hier bevoorrecht in Nederland dat al 72 jaar vrede kent en, als het om de sociale voorzieningen gaat, op de derde plaats van de wereldranglijst staat, na Noorwegen en Australië!)

Het jaar 1924, dat aan de instelling van het feest van Christus Koning  (1925) voorafgaat,  is het jaar van de drie grote tirannen van de twintigste eeuw: Benito Mussolini, Josef Stalin, en Adolf Hitler. Zij zetten de wereld in brand. Het jaar 1924 was een rampjaar, wereldwijd.

In 1924  komt dictator Benito Mussolini (1883-1945) in Italië aan de macht als il Duce, ‘de Leider’, die ‘altijd gelijk heeft’, zoals hij placht te zeggen.

In 1924  sterft Lenin (1870-1924 ) in communistisch Rusland, en grijpt de tiran Jozef  Stalin  (1879-1953) naar de macht. Door zijn achterdocht (paranoia) jaagt hij miljoenen onschuldige mensen een afschuwelijke  dood in door de ‘Goelag Archipel’ in Siberïe.

In 1924 zijn in Duitsland de Nazi’s sterk in opkomst, met de schurk Adolf Hitler (1889-1945) aan het hoofd. Eind 1924 verlaat hij de gevangenis met het manuscript van zijn beruchte boek Mein Kampf  onder zijn arm. Tijdens zijn  gevangenisstraf, (voor een mislukte staatsgreep),  had hij het geschreven. Door zijn veroveringszucht en zijn gruwelijke vernietigingskampen doet hij de Westerse beschaving op haar grondvesten schudden (Nú  nog verbazen we ons hoe destijds een cultureel hoogstaand volk met befaamde filosofen, schrijvers, componisten en beeldende kunstenaars  zo klakkeloos en blindelings jarenlang achter deze  schurk kon aanlopen.)

De ouderen onder ons zullen zich het toneelstuk ‘Het Vierde Beest’ van pater Henri de Greeve (1892- 1974) herinneren, gewijd aan Adolf Hitler. Die titel, ‘Het Vierde Beest’, was ontleend aan het visioen van de vier beesten uit het Oudtestamentische  Boek Daniël hoofdstuk 7. Daarin tiranniseren vier machthebbers als beesten de wereld. Welgeteld was Adolf Hitler ‘het dérde beest’ van de vorige eeuw. ‘Het vierde beest’ was de keizer van Japan, Hirohito (1901-1989) die 110. 000 Nederlanders en talrijke Indonesiërs in jappenkampen liet uithongeren onder de wreedste omstandigheden. Ook China (Nanking!) heeft ontzettend onder de Japanse overheersing geleden.

Tegenover de  pretenties van die drie eerste potentaten, Mussolini, Stalin en Hitler zet paus Pius XI in 1925  het feest van Christus Koning van het Heelal. In onze viering staat tegenover al die beestachtige machten de Mensenzoon, Jezus van Nazareth, Emmanuel, ‘God met ons’, Messias, ‘Koning en Gezalfde Gods’.

Door het vieren van het feest van Christus Koning wil de kerk een moreel houvast en een inspirerend beeld van leiderschap geven aan een ontredderde maatschappij die koningshuizen  en regeringen doet wankelen, in een door oorlogen verscheurde wereld.

De evangelie-perikoop van deze zondag  wordt gewoonlijk aangeduid als ‘Het Laatste Oordeel’. De hele entourage is nogal schrikaanjagend. Christus neemt als koning  plaats op  zijn troon. Alle engelen omringen hem. Iedereen wordt voor hem gebracht. Christus brengt een scheiding aan tussen schapen en bokken, zoals  een herder dat doet. Met schapen kunnen mannelijke en vrouwelijke wezens bedoeld worden: rammen en ooien. De schapen gaan allemaal naar de hemel. De bokken krijgen een plaats links van de Koning. Zij gaan allemaal naar de hel. (Bokken  zijn exclusief mannelijk.) In van Dale’s Groot Woordenboek lees ik onder de term ‘bok’: ‘de  bok geldt als een bij uitstek koppig, dom, lastig, onhebbelijk, vuil, geil beest’.

De uitspraak van de Rechter kent geen nuance. Eeuwig geluk of eeuwig ongeluk, meer keus is er niet. De Koning blijkt niet flauw uitgevallen: de beloning is vorstelijk maar de straf is ook niet mals.

Let wel: het Laatste Oordeel, op het einde der tijden, is slechts een openbaar maken van wat zich nu al in de ogenschijnlijke banaliteit van het dagelijks leven afspeelt. Je zou het Laatste Oordeel kunnen vergelijken met een soort plechtige diploma uitreiking. De eigenlijke beslissing is al eerder gevallen. Je hebt van te voren een serie tentamens met goed gevolg afgelegd. Die tellen allemaal mee voor de einduitslag. De Heer kan elk ogenblik voor ons staan in de persoon van een medemens die een beroep op ons doet. Zo’n ontmoeting is  één van die ‘tentamens’ die meetellen.

De uitslag van al die tentamens samen wordt  bij het laatste Oordeel alleen maar bekénd gemaakt.

Tijdens mijn werk in zorgcentra als ‘Beukenstein’(Rijsenburg),  ‘Heerewegen’(Zeist), ‘Bovenwegen’(Zeist)  en ‘In de Dennen’ (Zeist) en ‘Het Woonoord’ (Doorn), alsook in gesprekken met parochianen van de opgeheven parochie Austerlitz,  kom ik ouders en grootouders tegen die zich zorgen maken om hun kinderen en kleinkinderen die niets meer met het geloof van doen hebben. Nu valt  juist bij die kinderen en kleinkinderen dikwijls op hoe sociaal dienstbaar zij zijn, en tot naastenliefde bereid. Dat vindt Jezus in onze evangelielezing uiterst belangrijk.

De evangelielezing van vandaag kan hen gerust stellen. Jezus spreekt over mensen die met  grote vanzelfsprekendheid oog hebben voor de hulpbehoevenden  in hun omgeving. Zij beseffen zelf niet hoe goed zij zijn. Dit is het toppunt van goedheid, waar je gegarandeerd de hemel mee binnenkomt, zegt Jezus in het evangelie. Jezus  vereenzelvigt zich met de minsten in de samenleving. Zij zijn de broers en zussen van de Heer op een speciale manier.

Natuurlijk zouden wij bereid zijn ons uit te sloven als Jezus in hoogst eigen persoon een beroep op ons zou doen.

Daar moeten jullie echt niet op wachten zegt Jezus. ‘ De armen [en misdeelden] hebben jullie altijd bij jullie, en jullie kunnen weldaden aan hen bewijzen wanneer je maar wilt, maar ik zal niet altijd [zichtbaar] bij jullie zijn’  (Marcus 14,7)

Jezus leeft onder ons in de armen en behoeftigen.  ‘Al wat jullie gedaan  hebben voor een van  de geringsten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan’ (Matteüs 25: 40).

Ik wil niet zeggen dat het uitdrukkelijke geloof in Jezus Christus niet belangrijk is. Dat is het wél. Het geloof redt ons. Ook het meeleven in de kerk, volgens Vaticanum II (1965) ‘sacrament van heil’ voor alle mensen, is een genadegave van God. (‘Een sacrament is een uitwendig teken waardoor genade wordt aangeduid en gegeven.’) Niet iedereen staat tegenwoordig open voor deze goddelijke genadegaven. Zij beseffen echter helaas niet wat zij missen.  Maar moeten wij hen als eeuwig verloren beschouwen? Het antwoord van het evangelie luidt: nee.

Volgens onze evangelielezing is er naast deze genadegaven van geloof en kerk, het ‘geloof in de goedheid’ dat mensen redt. Noem het maar het achtste sacrament. Paus Benedictus XVI noemde het als jonge theologieprofessor ooit ‘het sacrament van de broeder en zuster’(‘Das Brudersakrament’). (Ik heb in Münster college bij hem gelopen.) De allerzwaksten en geringsten zijn hier koning, namens Christus. Wie hen dient zal overleven. De hulp aan hen gegeven, wordt aan Christus Koning zelf. In dat gebaar van goedheid wordt  het positieve oordeel geveld.

Deze troostrijke gedachte is het geschenk van Jezus voor bezorgde ouders en grootouders dat ik u vandaag op het feest van Christus Koning mag meegeven.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

call Svd Holland